Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:

Griekse bouwkunst.

Voor de volgende onderwerpen ga naar:

de Minoïsche beschaving;
de Myceense cultuur;
de Hellenen;

Griekse tempels;
de ongewijde bouwkunst;

tempelbouw algemeen;
de zuilen van de tempel;
karyatiden;
het dak van de tempel;
het timpaan;


bron leidraad tekst en afbeeldingen:    De ontwikkeling der bouwkunst - deel 1 (door prof. K.O. Hartman) 1923
  Geschiedenis der bouwkunst (Sutterland-Pontier 1975)
  Vijftig eeuwen bouwkunst (The World's Great Architecture) 1980
  Architectura 2008


 

De Minoïsche beschaving :

De Minoïsche beschaving (genoemd naar een zekere koning Minos) is een neolithische en bronstijdbeschaving van voor het Oude Griekenland, die tussen ongeveer het derde millennium v.Chr. en 1200 v.Chr. op Kreta gevestigd was. Neolithisch verwijst naar de laatste fase in de ontwikkeling van een menselijke cultuur tijdens het stenen tijdperk.
Deze fase kenmerkt zich door het gebruik van hoogwaardig stenen gereedschap dat werd vervaardigd door middel van polijsten en malen, de wijdverbreide domesticatie van dieren en planten, de vestiging in permanente nederzettingen en de introductie van aardewerk en geweven stof.
Kreta is een van de grootste eilanden in de Middellandse Zee en het grootste eiland van Griekenland.
Door de gunstige ligging tussen de kusten van Klein-Azië, Cyprus, Egypte en Syrië werd Kreta het centrum van de zeehandel en daarmee ook het kruispunt van de toemalige beschavingen.

Deze Minoïsche beschaving dringt ook door op het nabij liggende huidige Griekse vasteland.
 

De Myceense cultuur:

Rond 1800 v.Chr. nemen binnenstromende Indogermaanse stammen deze Kretenzische cultuur over.
De bouwtrant en kunstuiting in deze periode wordt monumentaler en minder sierlijk (ook wel Myceense cultuur genoemd, naar de stad Mycene).
 

De Hellenen:

Omstreeks 1200 v.Chr. dringt een volksstam, de Doriers, het gebied binnen. Bij deze Dorische volksverhuizing wordt veel van het oude beschavingsgoed verwoest;   maar de Hellenen (de naam Grieken werd hun later door de Romeinen gegeven) ontwikkelden een nieuwe beschaving en een nieuwe kunst, maar de invloed van degene die vóór hen deze streken bewoonde bleef onmiskenbaar aanwezig.

Wanneer de verschillende stammen, die hun woonplaatsen in Griekenland hebben - Doriers, Ioniers en de Aeolisch-Archaëische stammen - zich enigszins bij elkaar hebben aangepast en elkaar erkennen als één volk te behoren, dat der Hellenen, komt de bouwkunst opnieuw tot bloei.

In deze bloeiperiode van Griekenland, ca. zo’n 650 jaar, heb je verschillende periodes waarin de (bouw)kunst altijd een hoogtepunt en een verval kende. Deze perioden worden chronologisch de archaïsche, de klassieke en de hellenistische periode genoemd. Elke periode had vanzelfsprekend zijn eigen typische kenmerken.

  • De archaïsche periode:     Dorische bouworde 800 v.Chr. – 500 v.Chr.
    In deze tijd werden de eerste grote tempels gebouwd volgens de Dorische bouworde en ook de schilderkunst en beeldhouwkunst kwam tot ontwikkeling.
  • li>De klassieke periode:     Ionische bouworde 500 v.Chr. – 300 v.Chr.
    In deze periode kwamen vrijwel alle denkbare cultuuruitingen tot grote bloei:    filosofie, politiek, literatuur, muziek, schilderkunst, beeldhouwkunst en architectuur.
    Deze periode wordt ookwel de Gouden Eeuw van de Griekse Oudheid genoemd.

  • De hellenistische periode:     Corinthische bouworde 300 v.Chr. – 140 v.Chr.
    Deze tijd begint met de veroveringen van Alexander de Grote. Zijn rijk strekte zich uit van Griekenland tot ver in het Midden-Oosten. Dat had tot gevolg dat de Grieken in contact kwamen met andere volkeren zoals de Perzen. Zij namen verschillende elementen van hen over, vermengden dit met hun eigen cultuur en kwamen tot een nieuwe kunst.
    Nieuw in deze tijd is de Corinthische bouworde. Deze bouwkunst heeft veel invloed gehad op de latere Romeinse architectuur.
In 146 v.Chr. na de verwoesting van Corinthe werd Griekenland onderdeel van de Romeinse provincie Macedonië totdat keizer Augustus er in 27 v.Chr. een zelfstandige provincie van maakte.
klik hier om naar boven te gaan


 

Griekse tempels:

De Griekse bouwkunst gaf voornamelijk aan tempels het aanzien:     het grote aantal goden bevorderde dit.    (  zie extra  de godenleer.;  )

schema griekse tempels

Ondanks de elkaar opvolgende stijlen van vormgeving en versiering bleven de tempels hun statisch karakter behouden.
Met alleen een geleidelijke verandering in de verhoudingen tussen de verschillende elementen der bouwwerken.
zie extra  Zoals bijvoorbeeld de verhoudingen van de zuil tot het hoofdgestel.
klik hier om naar boven te gaan



 

De ongewijde bouwkunst:

fragmenten uit "De ontwikkeling der bouwkunst - deel 1 (door prof. K.O. Hartman) 1923"

De ontwikkeling der bouwkunst - deel 1 (door prof. K.O. Hartman) 1923

De ontwikkeling der bouwkunst - deel 1 (door prof. K.O. Hartman) 1923

De ontwikkeling der bouwkunst - deel 1 (door prof. K.O. Hartman) 1923

Ook legden men agora's (stads- en marktpleinen) aan, die niet alleen werden gesierd door tempels e.d., maar ook door standbeelden.
klik hier om naar boven te gaan



 

Tempelbouw algemeen:

Als bouwmaterialen gebruikten de Grieken hoofdzakelijk hout, baksteen, marmer en brons. Hun ornamentiek verraadt Egyptische en Assyrische invloeden.

Op het fundament, een kloek terrasvormig onderstuk (sterobaat) dat meestal uit drie lagen bestaat, staat de tempelruimte (naos  /  cella) met het heiligdom van de tempel en daaromheen (afhankelijk van de tempelgrootte en -opbouw) een aantal vrijstaande zuilen die naast de cellamuren en de pilasters (anten) op uiteinden van verlengde cella muren de lasten van het hoofdgestel en het dak overbrengen naar de onderbouw.
Zie bovenstaande tempelschema van het subonderwerp "Griekse tempels".

Als toegang is doorgaans aan de voorzijde een trap met gewone optreden, hetzij over de gehele breedte, hetzij een, twee of drie zuilenstanden breed, ingehouwen of aangebouwd.
De enige opening in de muren van de naos wordt gevormd door een statige, bijna (i.v.m. de benodigde draagconstructie) tot de zoldering reikende bronzen ingangsdeur met een getralied bovenlicht, die een architectonische omlijsting en bekroning heeft.

zoldering en lijstwerk entree

De verbinding tussen het hoofdgestel op de zuilenrij en de cella wordt tot stand gebracht door de zoldering (zie bovenstaande doorsnede) en vormt zo de buiten bovenafsluiting van de tempel. Deze zoldering bestond uit stenen platen met verdiepte cassetten (tussenvakken) op stenen balken die op gelijke afstanden van elkaar van cella tot fries liepen.
De naos (cella) zelf had een houten zoldering omdat het toen der tijd met de toenmage architraafbouwtechniek onmogelijk was om het middenschip met stenen balken te overspannen.

Voor de vloer op het fundament gebruikte men aanvankelijk tegels van gewone steen, daarna marmeren platen en in latere fase mozaïek van steentjes in wisselende kleur, ontworpen naar ornament en figuurtekeningen.

De zuilschacht van de vrijstaande zuilen bestond gewoonlijk uit opeengestapelde zuiltrommels
Daaraan zaten uitsteeksels, zodat men ze makkelijk op kon tillen met behulp van een hijskraan.
De hijskraan zette de trommels op elkaar en als ze allemaal op elkaar stonden konden de uitsteeksels eraf worden gehaald met beitels en werden de cannelures erin gehakt.

Aan de bovenkant van de zuilen zit een versiering:   het kapiteel.
Dit kapiteel verschilt per bouworde.
Zie onderstaand subonderwerp "De zuilen van de tempels".

Boven op de kapitelen ligt een stenen balk:    de architraaf.
zie   voor algemene opmerkingen architraafbouw het betreffende subonderwerp bij het onderwerp "Heden en verleden" van het onderdeel "constuctietechniek - algemeen".

zuiltrommels

Afhankelijk van het tempeltype dragen (de cellamuren en) de zuilen tesamen het stenen hoofdgestel.
Dit hoofdgestel bestaat uit drie delen:   de onafgebroken over de kapitelen doorlopende architraaf, de daarop rustende rijk versierde fries en de veroverstekende kroonlijst (geison) met op de topgevels een timpaan.
Zie voor de timpaan verder bij onderstaand subonderwerp "Het timpaan".

Het bovenste deel van deze kroonlijst was, bij de langsgevels, tevens de gootlijst van het dak.
Zie verder bij onderstaand subonderwerp "Het dak van de tempel".

De hierbovengenoemde fries bestond tijdens de periode van de Dorische bouworde uit een strook met afwisselend beeldhouwwerk van trigliefen en metopen.
Trigliefen (steenblokken met twee hele en twee halve verticale sleuven) zijn de architectonische weergave van de stenen afdekplaten van de uiteinden van de oorspronkelijk houten zolderbalken.
Metopen zijn platen van beschilderde gebakken klei (oorspronkelijk) of gebeeldhouwd steen voor de open tussenruimten van de houten zolderbalken Vaak werden er daden van mensen en goden op afgebeeld.

klik hier om naar boven te gaan


 

De zuilen van de tempel:


  • Dorisch:

De dorische zuil
met canalures (uithollingen) in de langsrichting heeft een eenvoudig kapiteel
(bestaande uit een vierkante abacus, een ronde echinus en een ronde hals)
en geen voetstuk.
  • Ionisch:

De Ionische zuil heeft een volutenkussen met twee krullen bij het kapiteel en een eenvoudig voetstuk.

De Ionische zuilvorm kan men verder onderverdelen in de Attisch-Ionische en de rijker bewerkte Aziatisch-Ionische orde.
 

 

 

Attisch-Ionisch kapiteel:

Aziatisch-Ionisch kapiteel:
Bij het Ionisch kapiteel verschillen, door het volutenkussen, de voor en achterkanten van de zijkanten.
Dit gaf bij de hoekzuilen moeilijkheden. Bij het Ionisch hoekkapiteel werden daarom de voluten op de hoek uitgebogen en tegen elkaar gelegd.
Ionische basementen:
Attisch-Ionisch (links)
en
Aziatisch-Ionisch (rechts)
  • Corinthisch:

De Corintische zuil heeft gekrulde bladeren bij het kapiteel en een uitgebreid voetstuk.

klik hier om naar boven te gaan


 

Karyatiden:


De tempel van Erechtheus op de Acropolis te Athene heeft een veranda-achtige uitbouw (F).
De architraaf hiervan wordt niet gedragen door zuilen, maar door architectonische steunfiguren in de vorm van zes gebeeldhouwde vrouwenbeelden (karyatiden), welke zijn opgebouwd volgens de contraposthouding die een zekere dynamiek aan de beelden meegeven. Contrapost is een term uit de beeldende kunst die een bepaalde houding van een geschilderd of gebeeldhouwd figuur beschrijft.
Het rechterbeen draagt hierbij het volle gewicht en het linkerbeen is ontspannen. De scheve houding die daardoor ontstaat — de rechterheup is hoger dan de linker — wordt in evenwicht gebracht door de schouders en armen (de linkerschouder is hoger dan de rechter).
Het resultaat is een levendige figuur, die in beweging lijkt te zijn.

De Karyiatiden die thans de zuid portiek van het Erechtheion sieren, zijn replica’s van de originelen.
Vijf van deze vrouwen zijn te bewonderen in het nieuwe Acropolis Museum in Athene. Eén plekje is vrijgehouden voor de terugkeer van hun zuster welke zich in het British Museum bevindt.
 

Karyatiden

klik hier om naar boven te gaan


 

het dak van de tempel:

Het zadeldak, vanaf de gootlijst van de geison aan de beide langszijden, loopt met een flauwe helling naar de top. en heeft topgevels aan voor- en achterzijde.
Het dak werd gemaakt van houten sparren met een bedekking van grote platte dakpannen (imbrices). Deze pannen werden oorspronkelijk uit klei gebakken, maar werden bij latere rijkere bewerkingen in dezelfde vorm ook uit marmer vervaardigd. De stootvoegen van deze platte pannen werden afgedekt door een rij holle pannen (kalypteres) die aan de nok in speciaal gevormde vorstpannen sloten en onderin bij de gootlijst in een frontpan eindigden. Vorst-en frontpannen werden met opstaande palmetten versierd.

Het dakwater werd (tijdens de dorische orde) afgevoerd door spuwers in de vorm van leeuwenkoppen, wele op regelmatige afstanden over de daklijsten van de langsgevels waren verdeeld.

dakopbouw tempel
klik hier om naar boven te gaan



 

Het timpaan:

het timpaan

De topgevels, die ten gevolge van de dakhelling aan de voor- en achterzijde ontstonden, werden uit het oogpunt van de buiten-architectuur de meest verzorgde delen.
Het driehoekige gevelvlak tussen de horizontale muurplaat (geison) en de twee schuinoplopende dalijsten (cimaas) draagt de naam timpaan.
Het dieper liggend gevelveld van de timpaan werd ten tijde van de dorische orde versierd met al of niet vrijstaande beeldengroepen.

Acroteria (grote bloemen in steen, etc.) in de top en bij de voeten van de gevelhellingen doen deze punten van de gevel krachtig uitkomen.
 


Bouwkundig detailleren voor tekenaar en ontwerper:
dd: 17-11-2018

 

 
klik hier om naar boven te gaan


 

 

 extra informatie behorende bij:
Griekse tempels:
klik hier om naar boven te gaan

De godenleer:



 

 

 extra informatie behorende bij:
Griekse tempels:
klik hier om naar boven te gaan

Verhoudingen van de zuil tot het hoofdgestel:


Verhoudingen van de zuil tot het hoofdgestel
klik hier om naar boven te gaan